De prijs van een vliegticket, de pizza op restaurant en je internetabonnement. Het leven is de jongste tijd een stuk duurder geworden. Maar waar komen die prijsstijgingen vandaan? Hoe beïnvloedt die inflatie je loon of pensioen? En heeft inflatie ook voordelen? Een kennismaking.
Een jaar geleden kon je in de supermarkt een pot confituur voor 1,5 euro kopen. Voor dezelfde pot confituur betaal je vandaag 1,65 euro. Dat is inflatie: een stijging van het gemiddelde prijsniveau van goederen (van auto’s tot kamerplanten) en diensten (van een kappersbeurt tot een internetabonnement). Het omgekeerde van inflatie is deflatie: een daling van het gemiddelde prijsniveau van goederen en diensten.
In België zorgt Statbel, het Belgische statistiekbureau, voor de berekening van de inflatie. Elke maand controleert het agentschap de prijzen van een vaste reeks goederen en diensten op verschillende locaties in ons land. Dat gaat van de prijs van een ei tot de herstelling van een fototoestel, en van de prijs van een kilo suiker tot een consultatie bij de psycholoog.
Voor de meeste goederen en diensten gaan enquêteurs op stap langs winkels om de prijzen te noteren of op te vragen. Maar ook via scannerdata van supermarkten en webscraping (software die prijzen van webwinkels plukt) komt Statbel aan de cijfers.
Het mandje van Statbel bestaat vandaag uit ongeveer 4.000 goederen en diensten. Dat is een groot verschil met de eerste indexkorf van 1920, toen de mand met slechts 56 producten was gevuld. Geregeld komen er nieuwe producten bij in de korf, en verdwijnen andere. In 2021 verdwenen bijvoorbeeld katoenen zakdoeken en losse gps-toestellen uit de korf, en kwamen voedingssupplementen en dakkoffers erbij. Op die manier blijven de producten en diensten representatief voor wat de Belg koopt. Elk product en elke dienst heeft trouwens ook een gewicht in de korf. Het ene product (zoals elektriciteit) wordt immers als ‘belangrijker’ beschouwd dan het andere (zoals een roman).
Door de prijsevolutie doorheen de maanden en jaren te volgen, krijgen we een idee van hoeveel duurder het leven wordt. De prijsevolutie wordt uitgedrukt aan de hand van de consumptieprijsindex (NICP ofwel Nationaal Indexcijfer der ConsumptiePrijzen) en de gezondheidsindex. De gezondheidsindex is dezelfde als de consumptieprijsindex, maar zonder rekening te houden met de prijsevolutie van tabak, alcohol en motorbrandstoffen.
Sinds 1997 berekent elk land in de Europese Unie ook een geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP). Met deze HICP kan het inflatiepeil van de lidstaten van de Europese Unie op een uniforme manier met elkaar worden vergeleken.
Inflatie heeft meestal niet één oorzaak, maar ontstaat veelal door een samenspel van factoren die elkaar ook kunnen versterken. Enkele klassieke oorzaken:
Inflatie is dus vaak een combinatie van een of meerdere bovenstaande dynamieken, maar ook andere (complexere) oorzaken kunnen een invloed hebben. Zo is de hoge inflatie die we recent zien mede te wijten aan de oorlog in Oekraïne (de stijgende energie- en voedselprijzen door beperkter aanbod wordt ook wel Putinflatie genoemd), lockdowns (bijvoorbeeld in China waar minder goederen geproduceerd worden, en er op die manier schaarste optreedt), problemen in de bevoorradingsketens, een lange periode van sterke fiscale en monetaire steun, enzovoort.
In de eurozone is 2% het richtcijfer. Dat percentage is volgens de Europese Centrale Bank genoeg om de prijsstabiliteit en een robuuste economische groei in de eurozone mogelijk te maken. Dit helpt iedereen zekerheid in te bouwen en plannen te maken voor de toekomst. Als de inflatie te hoog is of veel op en neer gaat, is het moeilijk voor bedrijven om de juiste prijzen te bepalen en voor mensen om hun uitgaven te plannen. Ook in de Verenigde Staten, Canada, het Verenigd Koninkrijk en Japan is 2% inflatie het streefcijfer.
In groeilanden ziet de economische situatie en de verwachtingen er anders uit, en verschillen ook de inflatietargets: China richt zich bijvoorbeeld op een inflatie van 3%, India op 4%.
Als alles duurder wordt, dan zal je dat ook in je portemonnee voelen. Ga je vandaag voor 250 euro met een volle winkelkar naar huis, dan wordt die winkelkar bij een stijgende inflatie voor dezelfde 250 euro minder vol.
Nochtans heeft inflatie ook een voordeel. Simpel gezegd: als er helemaal geen inflatie is, zal niemand gehaast zijn om geld uit te geven. Uitstelgedrag zet een rem op de economische groei. En de economie die ter plaatse trappelt, betekent meestal ook de welvaart die stagneert. We hebben dus wat inflatie nodig om de economie en onze welvaart te helpen groeien.
Hoe meer inflatie, hoe meer economische groei en welvaart dan? Zo eenvoudig is het helaas ook niet. Te veel inflatie is ook niet goed. Hoge inflatie tast immers de koopkracht en vertrouwen van consumenten en bedrijven in sterke mate aan. Als de prijzen te hoog worden, dan beginnen bedrijven misschien investeringen uit te stellen en denken consumenten drie keer na voor ze hun euro’s laten rollen.
Een te hoge inflatie kan zelfs leiden tot paniek en hyperinflatie. Dat gebeurde al enkele keren in de geschiedenis. Een voorbeeld is Zimbabwe, waar de inflatie in november 2008 een record van 79.600.000.000% (jaar op jaar) bereikte. Op een bepaald moment verklaarde de regering zelfs dat inflatie 'illegaal' was en arresteerde bedrijfsleiders die prijzen van producten verhoogden.
Beleidsmakers zoals centrale banken en overheden vertrouwen op de inflatiecijfers en inflatieverwachtingen om hun beleid aan te passen. In België worden de inflatiecijfers aangeleverd door Statbel, terwijl de inflatievooruitzichten het domein zijn van het Federaal Planbureau.
Als er te weinig inflatie is of verwacht wordt, kunnen beleidsmakers monetaire en fiscale maatregelen nemen om de economie een boost te geven: door bijvoorbeeld de beleidsrente te verlagen, geld bij te drukken, obligaties op te kopen, subsidies te verschaffen, belastingen te verlagen, … .
Als de inflatie dan weer te hoog is, kunnen ze maatregelen nemen om de economie af te doen koelen: door premies af te schaffen, overheidsuitgaven af te bouwen, …. De inflatie is dus een heel belangrijke maatstaf voor het beleid.
Als het leven duurder wordt en je loon, sociale uitkeringen of pensioen volgt niet mee, dan kan je met je inkomen minder kopen. Om dat enigszins effen te trekken, ontwikkelde onze overheid het systeem van automatische loonindexering. Op die manier kan je (een stuk van) je koopkracht behouden. Simpel gezegd: stijgt de inflatie, dan moeten ook de lonen, uitkeringen en pensioenen automatisch mee stijgen. België en Luxemburg zijn de enige landen ter wereld waar dit automatisme nog bestaat. De index die hierbij als referentie gebruikt wordt is de gezondheidsindex (de consumptieprijsindex zonder rekening te houden met de prijsevolutie van tabak, alcohol en motorbrandstoffen).
De indexatie van lonen van werknemers gebeurt niet voor iedereen op hetzelfde moment. Dat komt omdat ze via sectorale cao’s geregeld wordt. In sommige sectoren gebeurt de indexatie van de lonen op vaste tijdstippen, bijvoorbeeld elk kwartaal of elk half jaar. Telkens wordt dan berekend hoe de index is geëvolueerd tegenover het indexcijfer van 3 of 6 maanden eerder. De lonen worden dan aan die evolutie aangepast. Zo wordt het loon voor arbeiders in Paritair Comité 340.00 (Orthopedische technologieën), bijvoorbeeld, geïndexeerd aan de hand van het gemiddelde stijging van de gezondheidsindex van de afgelopen drie maanden.
In het merendeel van de sectoren en paritaire comités wordt de indexatie gekoppeld aan het overschrijden van een ‘spil’. Als de gemiddelde gezondheidsindex van de afgelopen vier maanden een bepaalde grens overschreed, dan worden de lonen verhoogd. Dat geldt bijvoorbeeld voor bedienden in Paritair Comité 207.00 (Chemie) of wanneer je voor de overheid werkt. Wordt de spilindex overschreden, dan stijgt de wedde 2%.
Om te weten onder welk paritair comité je valt, raadpleeg je best je loonfiche. Details over de specifieke regels en werking van de indexatie in je paritair comité of sector kan je opvragen bij je HR-contactpersoon of vakvereniging.
Tot slot: de overheid betaalt ook de uitkeringen wanneer je met pensioen bent of werkloos bent. De indexatie van die uitkeringen gebeurt ook aan de hand van een spilindex. Voor uitkeringen vindt de indexatie één maand na het overschrijden van de spilindex plaats.
Heb je een vraag voor ons? We bellen je graag op een ogenblik dat het je uitkomt.
Maak een afspraak