Bovenop een ruime spaarbuffer kan je met aandelen en obligaties jouw vermogen diversifiëren. Wat zijn de verschillen tussen beide? Wat zijn de mogelijke risico’s? En welke plaats geef je ze in je portefeuille?
In een onderneming beleggen, kan door aandelen of obligaties te kopen:
Dit overzicht weerspiegelt algemeenheden, er gelden uitzonderingen
Aandelen | Obligaties | |
Deelnamebewijs in het kapitaal | Schuldbewijs | |
Uitgifte door bedrijven | Uitgifte door bedrijven en overheden | |
Geen vervaldatum | Vaste looptijd | |
Hoger rendementspotentieel | Lager rendementspotentieel | |
Deelname in de winst mogelijk via dividend | Geen dividend, wel rente-uitkering via coupon(s) | |
Hoger risico | Lager risico | |
Sterkere koersschommelingen mogelijk | Koersschommelingen beperkter | |
Achteraan in de rij bij faillissement | Voorrang op aandeelhouders | |
Geen kapitaalgarantie | Geen kapitaalgarantie | |
Stemrecht | Geen stemrecht |
Aandelen zijn over het algemeen risicovoller dan obligaties, maar leveren historisch gezien een hoger rendement op. De voorbije 122 jaar genereerden aandelen een jaarlijks gemiddeld rendement van 5,3% (na inflatie, inclusief dividenden). Voor bedrijfsobligaties was dat 2% en voor staatsobligaties 0,7%. Dat blijkt uit onderzoek van Credit Suisse. Let wel: dit zijn prestaties uit het verleden. De percentages geven een indicatie van het potentiële rendement, maar bieden geen garantie voor toekomstige prestaties.
Een aandeel kan in waarde stijgen. Er is echter nog een tweede manier waarop aandelenbeleggers rendement kunnen halen: als bedrijven (een deel van) hun winst namelijk uitkeren. Dat is een dividend. Beursgenoteerde bedrijven keerden in 2021 voor zo’n 1.339 miljard euro aan dividenden uit. Zulke winstuitkeringen zijn echter niet verplicht. Sommige bedrijven bieden ook een keuzedividend aan: je kan dan kiezen of je het dividend in cash of in bijkomende aandelen wil ontvangen.
Obligaties zijn een soort lening. Als houder van het schuldbewijs ontvang je dan op regelmatige basis de rente uit die lening. Dat heet een coupon. Doorgaans ligt de hoogte van de coupon vast, net als de looptijd van de obligatie: bijvoorbeeld 3% met een looptijd van 10 jaar. Na 10 jaar krijg je het aanvankelijk belegd bedrag terug, en tussendoor krijg je op regelmatige basis een coupon uitbetaald.
De financiële toestand van de onderneming of overheid is, samen met de looptijd van de obligatie, de belangrijkste bepalende factor voor de hoogte van de obligatierente. Langere looptijden en lagere kredietratings betekenen vaak hogere rente, terwijl kortere looptijden en hogere kredietratings betekenen dat bedrijven obligaties kunnen uitgeven tegen een lagere rente. Een kredietrating is een inschatting (door een ratingbureau) over het kredietrisico van een bedrijf of overheid.
De waarde van een aandeel kan sterker schommelen dan een obligatie. Dit is een algemene vaststelling. Het geldt niet voor elk aandeel of elke obligatie. Sommige obligaties van risicovolle bedrijven (die een grotere kans hebben om in gebreke te blijven) kunnen net zo sterk in waarde schommelen als sommige aandelen. Aandelen en obligaties hebben dikwijls (niet altijd) een beperkte correlatie met elkaar, wat betekent dat ze verschillend reageren op veranderingen in de economische cyclus.
Gaat een onderneming failliet, dan worden aandeelhouders als laatsten terugbetaald. In dit scenario kan je je volledige belegging verliezen. Dat is een van de redenen waarom aandelen in het algemeen risicovoller zijn dan obligaties. Als belegger ben je evenwel niet aansprakelijk voor de schulden van het bedrijf.
Obligatiehouders verkeren in een veiliger positie als het bedrijf failliet gaat. Zij vallen onder de categorie schuldeisers en worden eerder terugbetaald dan de aandeelhouders.
Let wel: zowel aandelen als obligaties bieden geen kapitaalgarantie, zoals bij spaargeld wel het geval is.
Eén aandeel geeft doorgaans één stemrecht op de algemene vergadering. Hoe meer aandelen je hebt, hoe meer stemrechten je krijgt. Grotere aandeelhouders kunnen op die manier mee de strategie van het bedrijf bepalen en kunnen voorstellen verwerpen of doorduwen. Sommige aandelen geven geen stemrechten. Alphabet (het bedrijf achter Google) heeft bijvoorbeeld een klasse aandelen die per aandeel 10 stemrechten geven, een klasse die per aandeel één stemrecht geeft, en een klasse die geen stemrechten biedt.
Obligatiehouders hebben geen stemrechten. Hoeveel obligaties van een bedrijf je ook bezit, je kan niet doorwegen op de beslissingen.
Zowel op aandelen als op obligaties betaal je belastingen. Voor particulieren gelden deze basisregels, al zijn uitzonderingen mogelijk:
Deze taks van 0,15% is alleen van toepassing op effectenrekeningen met een waarde van meer dan 1 miljoen euro en wordt één keer per jaar vereffend.
Obligaties en aandelen horen allebei in een goed gespreide beleggingsportefeuille. Dat komt omdat ze dikwijls (niet altijd) een beperkte correlatie met elkaar hebben, wat betekent dat ze verschillend reageren op veranderingen in de economische cyclus. Dynamische beleggers, die een hoger risico-appetijt hebben, zullen doorgaans een hoger gewicht aan aandelen in hun beleggingsportefeuille hebben. Bij voorzichtige beleggers zal dat gewicht veeleer uit obligaties bestaan.
Je kan kiezen om in individuele aandelen en obligaties te beleggen, of in een fonds. Een fonds is een mandje met tientallen of zelfs honderden aandelen en/of obligaties. Als je in individuele aandelen en obligaties belegt, neem je in regel meer risico's dan in fondsen te beleggen. Je belegt je geld dan normaal gezien in een kleinere selectie, terwijl je met fondsen veel meer spreidt over verschillende aandelen en/of obligaties. Beleggen in een klein aantal aandelen en obligaties levert aan de ene kant een hoger potentieel rendement op, maar is aan de andere kant ook veel risicovoller en vergt meer opvolging.
Alvorens te beleggen, is het belangrijk je risico-appetijt vast te leggen. Als je bijvoorbeeld 25 jaar bent en belegt om over 40 jaar goed van je pensioen te genieten, kan je het zich waarschijnlijk veroorloven meer risico te nemen (en dus meer aandelen(fondsen) dan obligatie(fondsen) te kopen) dan iemand die over 2 jaar een huis wil kopen of die over 5 jaar met pensioen wil gaan.
Het is aan te raden om alleen met geld te beleggen dat je op korte termijn niet nodig hebt, en eerst voldoende spaarbuffer te hebben. Plan ook zeker een gesprek in met een financieel adviseur vooraleer je begint met beleggen.