Pizza’s aan huis leveren, kinderen bijles geven of een handje helpen in het lokale zorgcentrum. Er zijn heel wat manieren om bij te klussen. Alleen: in sommige gevallen moet je jouw opbrengst met de fiscus delen, en in andere gevallen niet. Hoe zit dat nu precies? Welke mogelijkheden zijn er? En welke beperkingen? Een introductie.
Wil je als werknemer of ambtenaar iets bijverdienen, dan kan je een activiteit in bijberoep starten. Alleen komt dat met een pak fiscale en sociale verplichtingen. Je moet sociale bijdragen betalen. En je moet aangesloten zijn bij een socialeverzekeringsfonds, zelfs al bouw je met je bijdragen geen extra sociale rechten op (dat komt omdat je die al opbouwt voor je hoofdactiviteit als werknemer of ambtenaar).
Zelfstandigen in bijberoep kunnen ook onderworpen zijn aan de btw-reglementering als ze jaarlijks meer dan 25.000 euro verdienen, en moeten dan bijkomend een btw-aangifte doen en btw-bijdragen betalen. Tot slot worden de inkomsten uit je bijberoep opgeteld bij je andere inkomsten. Als je daardoor een bepaalde inkomensgrens overschrijdt, kan je in een hogere belastingschijf terechtkomen.
De drempel om in bijberoep te starten, kan dan ook voor veel mensen (te) hoog zijn. Gelukkig zijn er alternatieven om tegen een gunstig fiscaal en sociaal tarief bij te klussen zonder dat je daarvoor een echt bijberoep hoeft te hebben.
Stel: je bent werknemer of ambtenaar, en in je vrije tijd ben je gek op avontuurlijke reizen. Je organiseert eenmalig een vertelavond in je lokale bib en krijgt daarvoor een vergoeding. Als je geld verdient met zo’n activiteit die weinig met je beroep te maken heeft, en als die occasioneel is, dan wordt dat gezien als een ‘divers inkomen’. Het geld dat je verdient met deze occasionele activiteit dien je dan in je belastingaangifte aan te vullen onder de rubriek ‘diverse inkomsten’. Die inkomsten worden dan in principe belast tegen 33%, tenzij de marginale belastingvoet lager ligt.
Het grote nadeel is natuurlijk dat het om occasionele activiteiten moet gaan. Als je diezelfde lezing jaar na jaar ook in andere bibliotheken geeft, dan is dat niet langer occasioneel, maar een beroepsinkomen.
Wat occasioneel is en wat niet, kan soms voor interpretatie vatbaar zijn. Je kan het risico lopen dat de fiscus je activiteit niet als occasioneel aanvaardt. In dat geval zal de belasting meestal hoger uitvallen en kunnen er nog sociale bijdragen bijkomen (mét terugwerkende kracht). Je moet je dan alsnog aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds, en loopt ook nog eens kans op een boete.
Goed om te weten: als je iets occasioneel bijverdient door te helpen bij familie of vrienden, dan dien je die inkomsten ook aan te geven.
Deze oplossing kan dus werken als je heel onregelmatig links en rechts wat bijverdient, maar niet als je consistent een extraatje wil opbouwen.
Met een flexi-job kan je als werknemer of ambtenaar iets bijverdienen zonder daarvoor belastingen te betalen. Je brutoloon is dus je nettoloon. Een voorwaarde is wel dat je al een andere hoofdjob hebt (minstens vier vijfde werken).
Met een flexi-job kan je in een groot aantal sectoren aan de slag: horeca, detailhandel (onder meer bakkers, slagers, warenhuizen, winkelketens, buurtsupermarkten, kappers…), sportsector, bioscopen, zorgsector, onderwijs, kinderopvang, publieke sport- en cultuursector, land- en tuinbouw, bussen en autocars, autosector, voedingsindustrie, uitvaartsector, verhuissector, rijscholen, eventsector en immosector.
Tot de som van 12.000 euro per jaar hoef je geen belasting of sociale bijdragen te betalen op het flexiloon. Het plafond van 12.000 euro geldt niet voor gepensioneerden. Ben je gepensioneerd, dan hangt het af van je leeftijd hoeveel je mag bijverdienen.
Tot eind 2020 kon je onder bepaalde voorwaarden ruim 6.000 euro per jaar onbelast bijverdienen door bij te klussen bij particulieren, een vereniging of in de deeleconomie. Dat gunstregime werd in 2021 fors ingeperkt. Nu is het in dit stelsel enkel nog mogelijk om in het verenigingsleven of via een erkend deeleconomieplatform bij te klussen. Je inkomsten worden belast, maar wel aan een gunstig tarief.
Verenigingswerk bestaat uit betaalde diensten die je in de sport- of socioculturele sector levert. Per jaar gaat het om een maximum van 450 uren (sport) of 300 uren (sociocultureel). Je mag activiteiten combineren, maar de grens van 450 uur niet overschrijden. Je werkgever doet geen rechtstreekse inhoudingen op het loon voor verenigingswerk. Bij de afrekening aan het eind van het jaar ben je als werknemer wel belasting verschuldigd. Die belasting bedraagt 10%, op voorwaarde dat het brutobedrag van de inkomsten die je ontving voor verenigingswerk én eventueel in de deeleconomie niet hoger is dan 7.460 euro/jaar (geïndexeerd bedrag 2024). Heb je meer verdiend? Dan worden de inkomsten beschouwd als beroepsinkomsten, waarop de gewone belastingtarieven verschuldigd zijn (volgens progressieve schijven).
In de deeleconomie verleen je buiten het professionele kader betaalde diensten via een erkend onlineplatform. De deeleconomie omvat een breed scala aan activiteiten waarbij particulieren goederen of diensten delen, verhuren of verkopen via digitale platforms. Deze platforms faciliteren de interactie tussen aanbieders en gebruikers, waarbij je je vaardigheden, tijd of bezittingen kan benutten om extra inkomsten te genereren; denk bijvoorbeeld aan maaltijden bezorgen voor Uber Eats of wiskundeles aanbieden via het Bijlesbureau. Als particulier mag je in 2024 tot 7.460 euro bijverdienen in de deeleconomie, maar alleen op platforms die erkend zijn door de overheid. Let wel: als je ook bijverdient met verenigingswerk, dan mogen je totale inkomsten dat bedrag niet overschrijden. Op de inkomsten uit deeleconomie betaal je 10,7% belastingen. Het platform houdt deze belasting automatisch af. Je krijgt dus het nettobedrag en de belasting wordt rechtstreeks betaald aan de fiscus.
Als je werkt in het statuut van verenigingswerk of deeleconomie, dan ben je voor die activiteiten geen socialezekerheidsbijdragen verschuldigd.
Vrijwilligerswerk is in principe geen manier om bij te verdienen. Vrijwilligers werken per definitie onbetaald. Als vrijwilliger kan je wel een onkostenvergoeding krijgen, maar dus geen prestatievergoeding. Voor 2024 geldt een maximum van 41,48 euro/dag met een maximum van 1.659,29 euro per jaar.
Voor een beperkt aantal categorieën vrijwilligers bedraagt het jaarplafond 3.047,43 euro:
De kostenvergoeding voor een vrijwilliger gaat niet samen met verenigingswerk (punt 4). Je mag dus niet bijvoorbeeld bijverdienen als jeugdtrainer bij een voetbalclub én tegelijk bij dezelfde voetbalclub vrijwilligerswerk doen als terreinverzorger en hiervoor een onkostenvergoeding krijgen. Beide combineren mag echter wel als je helemaal niets krijgt voor je vrijwilligerswerk als terreinverzorger.
Een kostenvergoeding is geen inkomen, dus er zijn geen belastingen of sociale bijdragen op verschuldigd.
Speelgoed dat stof op zolder verzamelt of een kleerkast die eens leeggemaakt mag worden? Je mag altijd bijverdienen door je ‘private overschotten’ te verkopen. Concreet gaat het om spullen die je niet hebt aangekocht, geproduceerd of gekweekt met het doel om ze te verkopen. Je mag dus gerust tweedehands speelgoed verkopen via een app en de opbrengst helemaal voor jezelf houden. Maar speelgoed inzamelen of opkopen om die daarna te verkopen, valt hier niet onder: de verkoop moet occasioneel zijn.
Artistieke prestaties kan je laten vergoeden via een amateurkunstenvergoeding (AKV). Dit is een all-in kostenvergoeding die je niet kan combineren met verenigingswerk (zie punt 4):
Om van die regeling gebruik te kunnen maken, moet je je online registreren.
Heb je een vraag voor ons? We bellen je graag op een ogenblik dat het je uitkomt.
Maak een afspraak